De Atex wetgeving:
ATEX staat voor de Franse benaming ATmosphères EXplosibles en wordt als synoniem gebruikt voor twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden.
De eerste richtlijn is er een waaraan organisaties moeten voldoen sinds 1 juli 2003, als zij over ruimten beschikken, waar een explosiegevaarlijke atmosfeer kan bestaan. Dit is de ATEX 153-richtlijn (richtlijn 1999/92/EG); gebaseerd op artikel 153 (vroeger artikel 137) van het TFEU (Treaty on the Functioning of the European Union).
De tweede richtlijn is de ATEX 114-richtlijn (richtlijn 2014/34/EU). De wettelijke basis voor deze richtlijn is voorzien door artikel 114 van het TFEU (ex-Artikel 95 van het EC Treaty). Deze richtlijn doelt op de apparatuur, die gebruikt wordt op de plaatsen waar mogelijks explosiegevaar kan zijn.
De eerste richtlijn is een “Sociale richtlijn”: heeft te maken met de bescherming van de werknemer, die worden tewerkgesteld in een omgeving waar mogelijks een explosiegevaarlijke atmosfeer kan ontstaan.
De tweede richtlijn is een “Economische richtlijn”: heeft te maken met producten en/of apparaten en het vrije verkeer ervan in de EU. Deze richtlijn verplicht producenten van
Welke richtlijn verplicht ons nu dat de mogelijke risico’s van mechanische ontstekingsbronnen moeten worden bepaald?
In feite staat dit niet zwart/wit in één van de twee richtlijnen maar moet dit geïnterpreteerd worden uit deze richtlijnen.
De ATEX 114 richtlijn bepaalt dat alle, sinds 30 juni 2003 in de handel gebracht producten, die worden gebruikt in een explosieve omgeving, moeten gecertificeerd en gelabeld worden, dat deze kunnen en mogen gebruikt worden in een omgeving waar een specifieke explosiegevaarlijke atmosfeer kan heersen. Het certificaat en het label vertelt welke deze specifieke explosiegevaarlijke atmosfeer kan zijn (stof, gas; temperatuurklasse; zone; soort damp/gas,….). De ATEX 114 is niet alleen van toepassing op elektrische apparatuur, maar ook op mechanische apparatuur.
De ATEX 153 richtlijn bepaalt onder andere dat iedere organisatie een explosieveiligheidsdocument moet maken. Deel van dit explosieveiligheidsdocument eist dat er een risicoanalyse gebeurt naar het mogelijke explosiegevaar binnen de onderneming. Deze risicoanalyse impliceert natuurlijk dat alle mogelijke ontstekingsbronnen worden beschouwd. Voor de mechanische ontstekingsbronnen van de toestellen, die zich in de gezoneerde gebieden bevinden, kan men zeggen dat deze onder controle zijn, als het certificaat bevestigd dat het toestel kan gebruikt worden binnen een gegeven zone. Dit geldt zo voor de toestellen, die geleverd zijn na 30 juni 2003, aangezien voor deze een certificaat/markering bestaat.
Voor de toestellen, die vóór deze datum zijn geleverd, bestaat zo’n certificaat niet. Dus moet de werkgever zelf voor deze risicoanalyse zorgen.
Welke materialen vallen onder deze richtlijn?
Algemeen kan gesteld worden dat vele “simple” mechanische producten niet onder de scope van de richtlijn 2014/34/EU vallen omdat zij geen eigen ontstekingsbron hebben (zie sectie § 41 van de richtlijn). Voorbeelden van dergelijke producten zijn: handgereedschappen zoals hamers, moersleutels, zagen, ladders.
DUS: er moet een ontstekingsanalyse gebeuren op alle apparatuur, die een eigen ontstekingsbron heeft. Toestellen, die geleverd werden vóór 30 juni 2003, moeten het voorwerp zijn van een analyse door de werkgever. Toestellen, die na die datum zijn geleverd moeten voorzien zijn door de fabrikant van een certificaat en een identificatie, die aangeven in welke zone het toestel mag gebruikt worden.
Hoe een dergelijke Risicoanalyse ivm de mechanische ontstekingsbronnen wordt gedaan zullen we in een latere blog uit de doeken doen.